Na een relatie van 33 jaar trouwt een dame in gemeenschap van goederen met haar partner. Kort daarna wordt hij ernstig ziek. Ze sluiten huwelijkse voorwaarden waarbij hij recht krijgt op 10% van zowel de schulden als de goederen van de gemeenschap, en zij op 90% daarvan. Na zijn overlijden krijgt ze echter een aanslag erfbelasting op basis van 50% in plaats van 10%. Hoe oordeelt de hoogste rechter hierover?
Fiscaal gevolg huwelijkse voorwaarden
Het aangaan van de huwelijkse voorwaarden houdt geen schenking in. Er is dan immers nog geen eenzijdige vermogensverschuiving uit het vermogen van de ene in het vermogen van de andere echtgenoot. Dit is niet anders als de echtgenoten, zoals hier, volgens de huwelijkse voorwaarden voor ongelijke delen gerechtigd worden tot de goederen in de huwelijksgemeenschap.
Wel kan het aangaan van huwelijkse voorwaarden in uitzonderlijke gevallen worden aangemerkt als wetsontduiking. Dat is het geval als het ontgaan van erfbelasting het doorslaggevende motief is geweest voor het aangaan van de huwelijkse voorwaarden, en het bovendien in strijd zou komen met doel en strekking van de wet als de vermogensverschuiving ten gevolge van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden gevolgd door het overlijden van één van de echtgenoten niet zou worden aangemerkt als een verkrijging krachtens erfrecht.
Een dergelijke strijd met doel en strekking van de wet doet zich bij huwelijkse voorwaarden voor, als op het moment van aangaan daarvan zo goed als zeker is dat de echtgenoot die daardoor voor het kleinste deel gerechtigd wordt tot het gemeenschappelijke vermogen, eerder zal overlijden dan de andere echtgenoot, en dat daardoor de vermogensverschuiving zich zal voltrekken. In zo’n geval moet worden aangenomen dat de wijziging in de gerechtigdheid tot het gezamenlijke vermogen geen andere praktische betekenis kon hebben dan het vermijden van erfbelasting.
Indien aan de hiervoor bedoelde voorwaarden is voldaan, moet hetgeen de langstlevende echtgenoot krachtens huwelijksvermogensrecht meer toekomt dan zonder het aangaan van de huwelijkse voorwaarden voor de toepassing van de erfbelasting worden aangemerkt als een verkrijging krachtens erfrecht.
Eindoordeel
De Belastingdienst heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de conclusie kunnen dragen dat op het moment van aangaan van de huwelijkse voorwaarden zo goed als zeker was dat de man vóór zijn echtgenote zou overlijden. Daarom bestaat er geen reden om de bevoordeling van de echtgenote als gevolg van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden als een verkrijging krachtens erfrecht aan te merken. De hoogste rechter stelt de echtgenote volledig in het gelijk. De aanslag moet worden verminderd naar een belaste verkrijging van 10% in plaats van 50%.
Let op: De hoogste rechter geeft aan dat het geen kwestie van kansberekening is. De Belastingdienst kan een dergelijke ingrijpende fiscale correctie van de erfrechtelijke verkrijging alleen doorvoeren als er bewijs is dat bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden zo goed als zeker is dat de zieke partner eerder dan zijn echtgenote zal overlijden.
Bron: Accountantsportal