Een werknemer van een Nederlands bedrijf woont in België en werkt regelmatig thuis. Wanneer vormt de thuiswerkplek dan een zogenaamde vaste inrichting, van waaruit de Nederlandse bedrijf in België winst maakt waarover niet Nederland maar België belasting mag heffen? Over deze vraag, ook in de spiegelbeeldsituatie, hebben België en Nederland een overeenkomst gesloten met daarin een praktische handreiking.
Incidenteel thuiswerken
Bij een werknemer die onregelmatig of incidenteel thuiswerkt, waarbij het thuiswerken geen onderdeel is van het vaste arbeidspatroon, is geen sprake van een vaste inrichting. In dat geval is er immers geen sprake van een (werk)plek die ter beschikking staat aan de onderneming van de werkgever, omdat, kort gezegd, de daarvoor vereiste continuïteit ontbreekt.
Structureel thuiswerken met mogelijkheid tot werken op locatie
Bij thuiswerken dat onderdeel is van een vast arbeidspatroon kan de thuiswerkplek ter beschikking staan aan de onderneming van de werkgever.
Als een werknemer structureel thuiswerkt in het land waar hij woont, terwijl hij er ook voor kan kiezen om te werken op de werkplek die beschikbaar is in het land waarin de werkgever is gevestigd, zal er in beginsel geen sprake zijn van een vaste inrichting. In dit geval eist de werkgever namelijk niet van deze individuele werknemer dat hij zijn werkzaamheden op zijn thuiswerkplek uitoefent en staat de thuiswerkplek niet ter beschikking aan de onderneming van de werkgever.
Indien echter een thuiswerkplek continu wordt gebruikt voor het verrichten van ondernemingsactiviteiten van de werkgever en uit de feiten en omstandigheden duidelijk blijkt dat de werkgever van deze individuele werknemer vereist dat de ondernemingsactiviteiten vanaf de thuiswerkplek worden verricht, dan kan de thuiswerkplek ter beschikking staan aan de onderneming van de werkgever.
Structureel en verplicht thuiswerken
Indien de thuiswerkplek vanwaar een werknemer structureel thuiswerkt ter beschikking staat aan de onderneming van de werkgever kan er wel sprake zijn van een vaste inrichting. Daarvoor is niet vereist dat de werkgever een juridisch recht heeft tot het gebruik van die plek (door een koop- of huurovereenkomst).
Bij een thuiswerkplek staat deze in beginsel ter beschikking aan de onderneming van de werkgever als bijvoorbeeld één van de volgende scenario’s zich voordoet:
- De werkgever eist dat de werknemer de werkzaamheden of een bepaald deel daarvan thuis verricht.
- De werkgever eist niet dat de werknemer de werkzaamheden of een bepaald deel daarvan thuis verricht, maar er is feitelijk geen werkplek voor de individuele werknemer in het land waarin de werkgever is gevestigd waardoor de werknemer gedwongen is de werkzaamheden thuis te verrichten. In dit geval eist de werkgever feitelijk de thuiswerkplek op voor de ondernemingsactiviteiten die de werknemer verricht.
- De werknemer kan het gebruik van de thuiswerkplek niet eenzijdig stopzetten. Dit is bijvoorbeeld het geval als de werknemer zijn werkzaamheden niet adequaat of niet conform het arbeidscontract kan verrichten als hij zijn werkzaamheden niet thuis verricht. Ook in dit geval eist de werkgever feitelijk de thuiswerkplek op voor de ondernemingsactiviteiten die de werknemer verricht.
Praktische handreiking: Als praktische toepassing mag worden aangenomen dat de thuiswerkplek van een werknemer voor zijn werkgever (een onderneming in het andere land) in ieder geval geen vaste inrichting vormt wanneer de werknemer van zijn arbeidstijd bij deze werkgever 50% of minder thuiswerkt gedurende een tijdvak van twaalf maanden beginnend of eindigend in het betreffende belastingjaar.
Bron: Accountantsportal