Een ondernemer besluit om een bedrag van €250.000 dat op verschillende bankrekeningen staat, niet meer tot zijn privévermogen, maar tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen. dat verwerkt hij door in het privévermogen een schuld aan het ondernemingsvermogen te verwerken. De Belastingdienst corrigeert het volledige bedrag.
Standpunt ondernemer
De ondernemer stelt dat hij hiervoor mag kiezen. Hij heeft een onverdeeld aandeel van al zijn bankrekeningen tot een bedrag van € 250.000 als liquide middelen tot het ondernemingsvermogen gerekend.
Standpunt Belastingdienst
De Belastingdienst bestrijdt dat sprake is van ondernemingsvermogen. Volgens de Belastingdienst heeft de ondernemer, door alle bankrekeningen in box 3 voor het volledige bedrag als bezittingen aan te geven, de bankrekeningen tot het privévermogen gerekend. Het maakt daarbij niet uit dat de ondernemer een box 3-correctie heeft aangebracht voor zover de banktegoeden op de balans van de eenmanszaak als activa zijn verantwoord.
Rechter in hoger beroep
De rechter neemt aan dat de ondernemer zelf, voor zover al geen sprake was van verplicht privévermogen, de keuze heeft uitgebracht om de bankrekeningen tot het privévermogen te rekenen. Dat volgt uit de aangifte waarin de ondernemer alle bankrekeningen telkens voor het volledige bedrag tot de bezittingen van de rendementsgrondslag in box 3 heeft gerekend. Daar doet niet aan af dat belanghebbende op de fiscale balans van de eenmanszaak een bedrag aan liquide middelen heeft vermeld, zijnde een onverdeeld aandeel in het saldo van de bankrekeningen en dat hij een (nagenoeg) gelijk bedrag als schuld in box 3 in aanmerking heeft genomen. In zoverre volgt de rechter de Belastingdienst.
De ondernemer geeft aan dat hij met zijn keuze om een aanvullend bedrag van € 250.000 tot het ondernemingsvermogen te rekenen de grenzen van de redelijkheid niet overschrijdt. Dat bedrag is immers in de onderneming nodig om te komen tot een robuustere balans om in staat te zijn tot het financieren van de beoogde overname van een praktijk, inkoop in een maatschap en/of aanschaf van een woon-praktijkpand ter vervanging van het gehuurde pand.
De hoogste rechter heeft echter in het verleden als rechtskader aangegeven. Een belastingplichtige mag binnen de grenzen der redelijkheid een vermogensbestanddeel tot zijn bedrijfsvermogen rekenen. Maar die grenzen worden overschreden, als hij een bedrag, dat nog niet in de bedrijfskas is ingebracht dan wel daaraan is onttrokken en dat hij onder zich heeft gehouden of genomen, vermengd met zijn overige geldmiddelen, tot zijn bedrijfsvermogen rekent, ook al heeft hij het voornemen te zijner tijd uit zijn middelen gelden tot eenzelfde bedrag voor bedrijfsdoeleinden aan te wenden of in de bedrijfskas te storten.
Het bedrag van € 250.000 staat op de privé-bankrekeningen van de ondernemer. Dat bedrag is dus vermengd met privégeldmiddelen.
Oordeel rechter in hoger beroep
De ondernemer heeft de grenzen der redelijkheid overschreden door een met privévermogen vermengd bedrag van € 250.000 tot het ondernemingsvermogen te rekenen, ongeacht of hij in de toekomst mogelijk uitgaven ten behoeve van zijn eenmanszaak zal doen.
Let op: Als ondernemer heb u redelijk wat keuzevrijheid bij het toerekenen van vermogensbestanddelen aan het privé- of ondernemingsvermogen. Maar deze is niet onbeperkt. Uw adviseur kent de grenzen en helpt u bij de toepassing van de geldende rechtsregels.
Bron: Accountantsportal