Een jongedame werkt in 2020 korte periodes in loondienst voor enkele werkgevers. Vanwege het gelijkheidsbeginsel is zij voor de inkomstenbelasting onderneemster, vindt ze. Voor zzp-ers geldt namelijk een handhavingsmoratorium, ook voor schijn-ondernemers die in werkelijkheid werknemer zijn. Dit moet dan gelijkelijk voor alle werknemers gelden. Een interessante gedachte? Wat vindt de rechter?
Handhavingsmoratorium
Het handhavingsmoratorium houdt in dat bij opdrachtgevers tijdelijk niet op de kwalificatie van de arbeidsrelatie gehandhaafd wordt, tenzij sprake is van kwaadwillendheid of een zogenaamde aanwijzing. Een onjuiste kwalificatie waarop geen handhaving heeft plaatsgevonden, leidt dan tot een verkeerde inhouding van loonheffing.
Het handhavingsmoratorium geldt echter niet voor controles in de inkomstenbelasting, zoals van aangiften waarin ondernemersfaciliteiten worden geclaimd. Deze controles lopen gewoon door. De jongedame maakt ten onrechte aanspraak op de ondernemersfaciliteiten en dat kan gewoon worden gecorrigeerd.
Gelijkheidsbeginsel en evenredigheidsbeginsel
De jongedame stelt nog dat het gevoerde beleid ten aanzien van schijnzelfstandigen in combinatie met de wetgeving waarin de belastingdrukverhouding tussen ondernemers en werknemers niet in balans is, en ertoe leidt dat werknemers onevenredig zwaar worden belast zonder dat daar een rechtvaardiging voor bestaat. Dit is in strijd met algemene beginselen neergelegd in verdragen zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR).
De rechtbank overweegt echter dat de jongedame er zelf voor heeft gekozen om bij haar werkgevers in dienst te treden en zodoende haar inkomsten te laten verlonen. De arbeids- en sociaalrechtelijke situatie van een werknemer is zo principieel verschillend van die van een ondernemer, dat zij niet als gelijke gevallen zijn te beschouwen. De fiscale wetgever heeft bovendien een ruime beoordelingsmarge bij de beantwoording van de vragen of gevallen als gelijk moeten worden beschouwd en, zo ja, of er een rechtvaardiging bestaat om gelijke gevallen niettemin anders te regelen.
Volgens de rechter is niet aannemelijk dat het handhavingsmoratorium in het opzicht van de ondernemersfaciliteiten een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling oplevert tussen werknemers die door hun werkgever als werknemer worden gekwalificeerd en werknemers die door hun werkgever ten onrechte niet als werknemer worden gekwalificeerd. De rechter ziet daarom geen grond voor de conclusie dat een van de algemene rechtsbeginselen wordt geschonden.
Slotsom
De jongedame heeft geen recht op de ondernemersfaciliteiten.
Let op: Een fiscale procedure brengt flink wat kosten, tijd en onzekerheid met zich mee. Indien, zoals hier, de belastingplichtige in het ongelijk wordt gesteld, kent de rechter geen proceskostenvergoeding toe.
Bron: Accountantsportal