Een man is een klussenbedrijf gestart. In het eerste jaar van zijn onderneming heeft hij slechts één opdrachtgever aan wie hij ruim € 37.000 factureert. Gemiddeld komt er daarna elk jaar wel een opdrachtgever bij. De vraag is of in het startjaar sprake was van fiscaal ondernemerschap met de daaraan verbonden voordelen. De Belastingdienst vindt van niet. Hoe oordeelt de rechter?
Toetsing fiscaal ondernemerschap
Bij beoordeling van de vraag of sprake is van een fiscale onderneming moet onder meer worden gelet op:
Volgens de Belastingdienst zijn de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden (1), de grootte van de bruto-baten (2), de winstverwachting (3) en de beschikbare tijd (5) in voldoende mate aanwezig. Maar de rechter moet zich uitspreken over de punten 4, 6, 7 en 8.
Overwegingen rechter
In het startjaar heeft de man samen met andere onderaannemers (ZZP-ers) bouwwerkzaamheden verricht. Hij had één opdrachtgever, die ook zelf als ZZP-er op de bouwlocaties werkte en die de werkzaamheden (door)factureerde aan derden. In het startjaar heeft de man een bus en gereedschap gekocht. Op de bouwplaats gebruikte hij zijn eigen gereedschap, dat hij in zijn eigen bus naar de bouwplaats vervoerde.
Er was sprake van ondernemersrisico: het risico van wegvallen of van het niet binnenhalen van opdrachten, het debiteurenrisico en het aansprakelijkheidsrisico jegens opdrachtgevers. De man heeft met zijn opdrachtgever een overeenkomst gesloten, op basis waarvan hij alleen betaald kreeg voor zijn werkzaamheden als zijn opdrachtgever betaald kreeg. Als hij een fout maakte moest hij deze voor eigen rekening herstellen. Daarbij liep hij het risico van het wegvallen van opdrachten van deze opdrachtgever.
Het is gebruikelijk dat een starter in de loop van de tijd werkt voor steeds meer opdrachtgevers. Ook volgens de Belastingdienst kon de man twee jaar later, vanwege meerdere opdrachtgevers, wel als fiscaal ondernemer worden aangemerkt. De rechter vindt het aannemelijk dat hij van aanvang af de intentie heeft gehad om zijn activiteiten verder uit te breiden tot meerdere opdrachtgevers. De rechter acht, gelet op de aard van de activiteiten, aannemelijk dat belanghebbende door mond-tot-mond reclame en door het leggen van contacten bekendheid aan zijn werkzaamheden heeft gegeven en dat dit heeft geleid tot het verwerven van de nieuwe opdrachten. Dat de man in het handelsregister van de kamer van koophandel door omstandigheden geen goede activiteit heeft vermeld en dat belanghebbende geen website heeft, doet daaraan niet af.
De rechter oordeelt dat de man van aanvang af voldoende zelfstandig is om als fiscaal ondernemer te worden aangemerkt.
Tip: Veel startende ondernemers beginnen met een grote opdrachtgever. Voor fiscaal ondernemerschap ligt dat soms lastig. Daadwerkelijke groei van het aantal opdrachtgevers in latere jaren kan een positief licht laten schijnen over de fiscale situatie in het startjaar.
Bron: Accountantsportal